Joods-Christelijke Dialoog

Jesaja 40: 1-11 - Bart Gijsbertsen

Zondag 13 januari 2019
Zondag 10 december 2023


door Bart Gijsbertsen (eerder gepubliceerd in advent 2017)

In de adventstijd klinken de woorden uit Jesaja 40:1 ons letterlijk als muziek in de oren: Comfort ye, my people! De Messiah van Händel wordt alom uitgevoerd en beluisterd. Zo zijn die woorden adventstekst bij uitstek geworden: Troost, troost mijn volk.

Wie iets slimmer is weet dat die woorden niet zo direct met de advent van de Messias te verbinden zijn. De woorden van de profeet klinken tot een troosteloos en herderloos Jeruzalem waarvan de bevolking is weggevoerd in (de Babylonische) ballingschap. En hij zegt haar een nieuwe zonsopgang aan. Hij richt de blik van Sion op het Oosten, naar daar waar de gedeporteerden zijn verdwenen, en roept uit: kijk, ze komen! Gods volk wordt uitgeleid! Ze komen thuis!
Troost, troost mijn volk, spreek Jeruzalem moed in!
Het lijkt dus te gaan om het einde van de ballingschap van Israel. En hoe is dat met de advent van de Messias te verbinden?

Maar dan is er de midrasj die het helemaal ingewikkeld voor ons maakt (zie Tenachon over de profeten, pag. 116). Die stelt dat de gedachtengang in Jesaja 40 niet klopt. Immers: als iemands huis is verbrand, wie troost men dan? Toch niet het huis, maar de eigenaar. Als een wolf de schapen van een kudde verscheurt, wie troost men dan? Toch niet de kudde, maar de herder. Dus – zo stelt de midrasj – als Jeruzalem verwoest is, de bevolking gedeporteerd, wie troost men dan? Niet Jeruzalem, niet de bevolking, maar: God. Hij is de herder immers van de verscheurde kudde, de vader van de ongehoorzame kinderen. Dus waarom zouden de kinderen moeten worden getroost?

Oeps. Wie denkt eraan om God te troosten, degene die met alles en iedereen een diepe band heeft en lijdt aan alles wat stuk is?
Ondanks het signaleren van deze aparte gedachtengang in Jesaja 40, eindigt de midrasj toch met te stellen dat uiteindelijk, dwars door alles heen, God zijn volk zal troosten. Ook al zou zijn volk er niet eens open voor staan, ook al moet Hij daarvoor zijn eigen pijn verbijten.

En zo wordt Sion dus toch opgeroepen een hoge uitkijkpost te beklimmen om te zien wat vanuit het Oosten, vanuit de woestijn nadert. Daar komt de ‘luister des HEREN’ (kabood adonai) aan.
Hoe ziet die kabood eruit? Daar komen na een halve eeuw van ellende, na een barre tocht van meer 1000 km lopen, mensen aan: ouden van dagen, kinderen… Elke stap omhoog of naar beneden doet pijn. Daarom klinkt de oproep: Verhoog elke vallei, verlaag de heuvels! En troost zo God zelf door zijn volk te troosten.
Gaat de Messias ook daarin voor?



Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.