Joods-Christelijke Dialoog

Openbaring 21: 1-5a - Adri van der Wal

Zondag 15 mei 2022

Vervulde verwachting

door Adri van der Wal

In zijn boek Aan Uw erbarmen is geen einde. Joodse gebeden (Baarn 1987) schrijft J.J. Petuchowski: “Verlossing houdt in het joodse geloof niets minder in dan de verlossing van de hele wereld, de tijd, waarin er geen oorlog meer zal zijn, omdat gerechtigheid en liefde de onderlinge menselijke verhoudingen beheersen.” (p. 73) In een van de gebeden die Petuchowski in zijn boek publiceerde, komt het thema “verlossing” en de hoop daarop duidelijk naar voren (zie pag. 75-76):
En mogen de rechtvaardigen het zien
en zich verheugen,
de rechtschapenen juichen
en de vromen uitbarsten in gejubel,
wanneer de zonde verstomt
en alle slechtheid als rook vervliegt,
en Gij de heerschappij van het kwade
van de aarde doet verdwijnen.
Dan zult Gij alleen regeren,
Heer, onze God,
over al uw schepselen
op de berg Sion, het heiligdom van uw majesteit,
en in Jeruzalem, uw heilige stad,
zoals het in de heilige woorden geschreven staat:
‘De Heer is Koning voor eeuwig.
Uw God, o Sion,
van geslacht tot geslacht. Halleluja!
Verwachtingsvol zien de bidders in dit gebed dat eindigt met de slotwoorden van Psalm 146, uit naar een onbedreigd leven, waarin geen wanklank meer wordt gehoord en God op de Sion koning zal zijn.
Allerlei eschatologische verwachtingen uit het Oude Testament kan men in dit gebed horen meeklinken. Zoals Jesaja 65:17 en 66:22, waar over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde wordt gezongen, en mensen niet meer denken aan wat er voorheen was (Jes. 65:17):
Wat er vroeger was raakt in vergetelheid
het komt niemand ooit nog voor de geest.
En ook Jesaja 25:8 klinkt door, waar wordt gezongen dat de dood er niet meer zal zijn, tranen worden afgewist en de smaad van Israël van de aarde is weggenomen.

Openbaring 21-22
De laatste twee hoofdstukken van het Nieuwe Testament vertolken hetzelfde intense verlangen naar verlossing. In deze hoofdstukken schildert de -ons onbekende- auteur van Openbaring een geheel nieuwe realiteit (“nieuwe hemel en nieuwe aarde”) met als middelpunt een nieuw Jeruzalem, een realiteit waarin oude bedreigende machten ontbreken en het leven voluit open kan bloeien. De tekst vertelt een visioen (“Ik zag”). Zo wordt in literatuur die tot de Apocalyptiek behoort, vaak een hemelse boodschap weergegeven (ter vergelijking onder meer Daniël 7:1; 8:1; 10:5; 12:5).
In het boek Openbaring wordt door ingrijpen van Hogerhand voor bedreigde gelovigen na veel lijden bevrijding bewerkstelligd. Uiteindelijk valt de bedreigende macht, die in het boek “Babylon” wordt genoemd (Openbaring 17-19). Gods nieuwe begin daarna is geen vernieuwing van de bestaande werkelijkheid, maar een geheel nieuwe start. Daarop wijst de zinsnede “want de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij.” (Openbaring 21:1). Herhaald klinkt in de eerste verzen van Openbaring 21 het woordje “nieuw”:
- nieuwe hemel, nieuwe aarde (Openbaring 21:1),
- nieuw Jeruzalem (Openbaring 21:2),
- “Alle dingen maak Ik nieuw.” (Openbaring 21:5).
Openbaring 21 begint ook met een duidelijke verwijzing naar Genesis 1:1. Gods nieuwe begin heeft dus kosmische proporties.

Openbaring 21:1-8: twee delen
De op deze zondag te lezen passage Openbaring 21:1-5 valt in twee delen uiteen:
- Openbaring 21:1-4, bestaande uit het visioen van 21:1-2 en de uitleg in 21:3-4,
- woorden van G’d zelf (21:5-8).
Het eerste deel wordt omraamd (inclusie) door het begrip ‘voorbij’ in vers 1 en vers 4. Wat er eerst was, is niet meer. De geadresseerden van het boek Openbaring, dat als een brief is vormgegeven, kunnen opgelucht ademhalen. Dat “voorbij” kan worden verbonden met wat in Jesaja 65:17 wordt gezongen.

Gods nieuwe wereld verschilt radicaal van de oude
De tekst maakt duidelijk wat er in Gods nieuwe wereld niet meer is:
- “en de zee is er niet meer” (Openbaring 21:1)
- “nacht zal het er niet meer zijn” (Openbaring 21:25; 22:5)
- “Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn.” (Openbaring 21:4). De daar geciteerde woorden uit Jesaja 25:8 klonken in het boek Openbaring al eerder in 7:17. Daar werd dus al op de uiteindelijke verlossing gepreludeerd.
Hiermee is duidelijk dat de nieuwe schepping totaal verschilt van de voorbijgegane. De oude doodsmachten van zee en duisternis (Genesis 1:2) ontbreken in de nieuwe schepping. De zee was de plek waar de chaosmonsters van Daniël 7 uit opkwamen (7:3) en het beest van Openbaring 13 (13:1). Dat geween of geweeklaag ontbreken wordt ook in Jesaja 65:19 gezongen. Dat de dood er niet meer zal zijn sluit ook aan bij Openbaring 20:14. Uit al deze dingen blijkt dat God het kwaad geen kans meer geeft. Aan alle lijden komt dus een eind.

Het nieuwe Jeruzalem
In deze nieuwe schepping is er een nieuw Jeruzalem, vanuit de hemel neergedaald op de aarde. Daar was al eerder sprake van in Openbaring 3:12. Het wordt opnieuw gezegd in Openbaring 21:10. Dat nieuwe Jeruzalem komt bij God vandaan, zoals ook de engel op de Paasmorgen uit de hemel neerdaalt (Matteüs 28:2) en de Mensenzoon (Johannes 3:13; 6:38) en het levensbrood (Johannes 6:41.50-51.58).
Het nieuwe Jeruzalem wordt voorgesteld als een vrouwelijke figuur. Hierin kan de oudtestamentische huwelijksmetafoor van God en Israël herkend worden, zoals die met name door Hosea (1-3) en Jeremia (2:1-3; 31:22) is gebruikt. Ook Hooglied kan hier een rol gespeeld hebben. In de Joodse uitleg is de bruid veelvuldig op Israël betrokken. Het nieuwe Jeruzalem is versierd als een bruid. Daarin klinkt Jesaja 61:10 door. Het beeld van bruid/bruiloft speelt eerder in Openbaring 19:7-8 en komt terug in Openbaring 21:9; 22:17. In 2 Korintiërs 11:2 gebruikt Paulus het beeld van de bruid voor de christelijke gemeente. Dit nieuwe Jeruzalem wordt het centrum van de nieuwe aarde, open naar alle kanten (Openbaring 21:13). De focus voor de mens ligt op de aarde.
De stem van de troon
Dan klinkt de uitleggende hemelse stem vanaf de troon. Meermalen is de hemelse troon al in Openbaring genoemd, zie onder meer 4:2.5.6; 5:1. Het beeld is waarschijnlijk ontleend aan Ezechiël, zie 1:26. Het symboliseert het hemelse heersen, de hemelse regie over de gang van zaken. De formulering lijkt sterk op die in Openbaring 19:5.
Diens uitspraak vraagt opmerkzaamheid: “Zie!” (ontbreekt in NBV21). In die nieuwe schepping, verkondigt de stem, woont God bij de mensen. Ook dat sluit aan bij Ezechiël: 37:27 en zeker ook bij Ezechiël 48:35: “JHWH is daar”, namelijk in Jeruzalem. De afstand is weggevallen. Zijn tent, een verwijzing naar de oudtestamentische tabernakel, is bij de mensen. Daarna citeert de stem een verbondsformule, die onder meer klinkt in Leviticus 26:12; Jeremia 24:7; 30:22; 31:1.33; Ezechiël 37:27; Zacharia 8:8. Nu in een verbrede zin: “zijn volken”.

God zelf aan het woord
Hierna komt in Openbaring 21:5 God zelf aan het woord. Ook zijn uitspraak begint met “Zie!” De tegenwoordige tijd “Alle dingen maak Ik nieuw!” geeft aan dat Hij bezig is de vernieuwing te voltrekken. In vers 6 wordt de voltooide tijd gebruikt: “Het is voltrokken.”

Bij de passage sluit aan Lied 809 uit het Liedboek-2013:
Blijf niet staren op wat vroeger was,
sta niet stil bij het verleden.
Ik, zegt Hij, ga iets nieuws beginnen,
het is al begonnen, merk je het niet?


Adri van der Wal
16 maart 2022

Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.