Joods-Christelijke Dialoog

Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.

Avrahams einde; Esau en Jaäkov, de eerste confrontatie.

Vers 1: En Avraham ging voort en hij nam een vrouw, en haar naam was Ketoera.
Ketoera betekent ‘bewierookte’.
Vers 2: En zij baarde hem Zimran en Joksjan en Medan en Midjan en Jisjbak en Sjoeach.
Vers 3: En Joksjan, hij liet geboren worden Sjeva en Dedan, en de zonen van Dedan waren de Asjoerieten en de Letoesjieten en de Leoemieten.
Baren en verwekken komen in het Hebreeuws van hetzelfde woord. Het enige verschil is dat het eerste door de vrouw gebeurt, en het tweede door de man. De vertaling ‘verwekken’ is minder juist, want bij de verwekking heeft de ontstane vrucht nog geen naam. De naam krijg het pas bij de geboorte, bij het baren door de vrouw. De man levert wel een bijdrage aan het kind, maar dat is in het algemeen negen maanden voor het kind ter wereld komt. En het gaat om de geboorte van een kind dat toekomstverwachting geeft.
Vers 4: En de zonen van Midjan waren Efa en Efer en Chanoch en Avida en Eldaä. Deze allen waren de zonen van Ketoera.
De zonen en kleinzonen van Ketoera waren zestien in getal. Zou dit symbolisch zijn? Zestien is vier maal vier, en vier is symbolisch voor alles wat zich op aarde afspeelt.
Twaalf maal wordt een naam vermeld met daarbij steeds het voegwoord ‘en’ erbij. Dat betekent dat ieder apart genoemd wordt. Bij de uitdrukking ‘deze allen…’ staat dit voegwoord er niet.
Zonen van Ketoera: uitsluitend Jitschak wordt ‘zoon van Avraham’ genoemd.
Vers 5: En Avraham gaf alles wat hij had aan Jitschak.
Wat hij had: letterlijk staat er: ‘wat voor hem was’. Het woord ‘hebben’ bestaat namelijk niet in het Hebreeuws. Wat de woorden ‘voor hem’ inhouden: met het woord ‘hem’ kan Avraham bedoeld zijn, maar ook Jitschak. Dit vers kan dus ook betekenen: En Avraham gaf alles wat voor Jitschak (bedoeld) was aan Jitschak. Zie het artikel ‘Onterft?‘
Vers 6: **En aan de zonen van de bijvrouwen die Avraham had, heeft Avraham geschenken gegeven. En hij stuurde hen weg van tegen Jitschak, zijn zoon, terwijl hij nog in leven was, naar het oosten, naar het land van het oosten.
Bijvrouwen: worden hiermee Hagar en Ketoera aangeduid?
Hij heeft gegeven: deze verleden tijd wijst erop dat ‘de geschenken’ al aan deze zoons gegeven zijn vóór Jitschak zijn deel gekregen had, zoals in vers 5 verteld is. Zie verder het artikel ‘Onterfd?‘
Het lijkt er op dat Avraham ook Jisjmaëel, de zoon van zijn bijvrouw Hagar, het zijne gegeven heeft (als erfenis). Bij de wegzending van Jisjmaëel wordt hier niets van vermeld. Mogelijk dat hem de erfenis is nagestuurd?
Van tegen Jitschak: mogelijk dat dit betekent dat deze halfbroers Jitschak dreigen te overvleugelen. Om te voorkomen dat Jitschak het onderspit zou delven, moeten deze broers ver uit de buurt gaan wonen.
Hij nog in leven: letterlijk staat er: In nog hij is levend. Zou de geschiedenis zich herhalen? Avrams broer Haran stierf ‘tegen het aangezicht’ van zijn vader Terach (Genesis 11:28), en Avram gaat daarna weg. En Jitschaks zoon Jaäkov vlucht later voor zijn broer Esau, die hem naar het leven staat (Genesis 27:41 en 28:5).
Het oosten: het oosten is symbolisch voor ‘toekomst’, en tegelijk voor ‘verleden’. Een Israeliet wordt geacht met zijn gelaat naar het oosten gericht te zijn. Daar gaat de zon op, en van daar verwacht hij het heil. Het is ook de plaats waar de hof van Eden gedacht werd. Het lijkt zo dat Avraham deze zoons ook een plaats in de geschiedenis wil geven.
Vers 7: En dit zijn de dagen van de jaren van Avraham die hij geleefd heeft: honderd jaar en zeventig jaar en vijf jaar.
De dagen van de jaren: sommige rabbijnen merken op dat het leven van Avraham heel intensief en goed was. Er was geen dag dat hij niet ‘geleefd’ had.
Die hij geleefd heeft: deze uitdrukking vindt men alleen bij Adam in Genesis 5:5 en hier bij Avraham. Bij Adam staat er achteraan ‘en hij stierf’. Dit is het normale einde van elk mensenkind. Bij Avraham volgt een andere uitspraak over zijn levenseinde in vers 8.
De leeftijden van de aartsvader passen in een bepaald schema:
Avraham leefde 5 x 5 x 7 jaar = 175 jaar
Jitschak leefde 6 x 6 x 5 jaar = 180 jaar
Jaäkov leefde 7 x 7 x 3 jaar = 147 jaar.
Vers 8: En hij blies de adem uit en Avraham stierf in goede ouderdom, oud en verzadigd, en hij werd vergaderd tot zijn volk.
De adem uitblazen: dit woord wordt in Genesis 6:17 en 7:21 gebruikt om aan te geven dat mens en dier sterven als gevolg van de grote vloed.
Ouderdom: dit woord betekent eigenlijk grijsheid. Het geeft aan dat het einde van het leven op handen is.
Oud: dit betekent dat men veel levenswijsheid heeft opgedaan.
Vergaderd tot zijn volk: met volk worden de mensen aangeduid waar men qua afstamming bij hoort. Avrahams voorvaderen waren in Mesopotamië begraven, en Avraham zelf werd in Kenaän begraven. Deze uitspraak zou dus een verwijzing kunnen zijn naar het begrip van de onsterfelijkheid van de mens. Ook de tekst van Genesis 15:15 zou hierop kunnen wijzen. Vergelijk dit met Prediker 12:7 De geest van de mens keert terug naar God.
Vers 9: En Jitschak en Jisjmaëel, zijn zonen, begroeven hem naar de spelonk van Machpela, naar het veld van Efron, de zoon van Tsochar, de Chitiet, die tegenover Mamree is.
Zie het verhaal over de begrafenis van Sara in Genesis 23.
Vers 10: Het veld dat Avraham gekocht had van de zonen van Cheet; daar werd Avraham begraven, en Sara, zijn vrouw.
Vers 11: En het geschiedde na de dood van Avraham, dat God Jitschak, zijn zoon, zegende. En Jitschak woonde bij de put Lachai Roï.
Lachai Roï : deze woorden worden meestal vertaald met ‘de levende die mij ziet’. Het woord ‘roï’ betekent echter eerder ‘van het zien’. Deze betekenis is met name na te gaan aan de beschrijving van Davids uiterlijk in 1 Samuel 16:12 waar gezegd wordt dat David ‘goed van zien’ was, dat wil zeggen een heel scherpe blik had. Zie ook Genesis 24:62.
Zegenen: in wezen is dit ‘iemand kracht verlenen’.

Vers 12: En dit zijn de nakomelingen van Jismaëel, de zoon van Avraham, die Hagar, de Egyptische, de slavin van Sara, aan Avraham gebaard had.
Nakomelingen: zie het commentaar bij vers 19.
Vers 13-15: En dit zijn de namen van de zonen van Jisjmaëel, in hun namen tot hun nakomelingen: de eerstgeborene van Jisjmaëel was Nevajot; en Kedar en Adbeëel en Mivsam en Misjma en Doema en Masa, Chadad en Tema, Jetoer, Nafiesj en Kedema.
De zonen van Jisjmaëel waren twaalf in getal.
Vers 16: Deze zijn het. Zij zijn de zonen van Jisjmaëel. En dit zijn hun namen, in hun niet-ommuurde steden en in hun vestigingen, twaalf vorsten voor hun volken.
Vers 17: En dit zijn de levensjaren van Jisjmaëel: honderd jaar en dertig jaar en zeven jaar. En hij blies de laatste adem uit, en hij stierf. En hij werd vergaderd tot zijn volk.
Vers 18: En zij woonden van Chavila tot Sjoer, dat tegenover Egypte is, waar men komt tot Asjoer. Tegenover al zijn broeders is hij gevallen.
Is wat hier staat de vervulling van de belofte aan Hagar in Gen.16:12?

#
Vers 19: En dit zijn de nakomelingen van Jitschak, de zoon van Avraham. Avraham had Jitschak geboren laten worden.
Nakomelingen: Dit woord komt in het boek Genesis dertien keer voor. Eenmaal staat het volledig uitgeschreven met twee o’s: tooledoot, namelijk in Genesis 2:4, waar staat: Dit is het nakomelingschap van de hemel en de aarde. Eenmaal staat het in Genesis met twee beknopte o’s geschreven: toledot, namelijk in Genesis 25:12, waar het over het nageslacht van Jisjmaëel gaat. Alle andere keren is één o lang en één o kort geschreven. Dat het woord volledig wordt uitgeschreven, komt alleen nog voor in Roet 4:18. Het nageslacht van Boaz en Roet wordt op deze wijze verbonden met de hele geschiedenis van de hemel en de aarde.
Vers 20: En het geschiedde dat Jitschak veertig jaar oud was toen hij Rivka, de dochter van Betoeëel, de Arameeër uit Padan Aram, de zuster van Lavan, de Arameeër, voor zich tot vrouw nam.
Op andere plaatsen wordt nooit erbij gezegd wiens broer of zuster iemand is. Dat Lavan als broer van Rivka wel genoemd wordt, heeft mogelijk te maken met de belangrijke rol die hij nog gaat spelen in de volgende verhalen.
Voor zich tot vrouw nemen: zie Genesis 24:67. Avram/Avraham ging voor zich (Genesis 12 en 22). Jitschak nam voor zich. ‘Gaan voor zich’ is gaan zonder rekening te houden met anderen. Betekent het ‘voor zich’ van Jitschak hier dat hij Rivka tot vrouw nam, zonder zich aan anderen iets gelegen te laten liggen, waarbij ‘anderen’ in de eerste plaats Rivka zelf is?
Vers 21: *En Jitschak bad tot de Eeuwige, ten overstaan van zijn vrouw, want zij was onvruchtbaar. En de Eeuwige liet zich verbidden voor hem. En Rivka, zijn vrouw, werd zwanger.
Ten overstaan van: er staat niet dat Jitschak voor zijn vrouw bad, en ook niet dat hij ten behoeve van haar bad.
Zich laten verbidden voor hem: hier staat niet ‘door hem’. Blijkbaar was de verhoring een gunst die de Eeuwige Jitschak bewees.
Rivka werd zwanger: in vers 26 staat dat Jitschak zestig jaar was bij de geboorte van de kinderen. Dus is de relatie van Jitschak en Rivka bijna twintig jaar lang zonder zwangerschap gebleven.
Vers 22: En de kinderen stootten in haar binnenste tegen elkaar. En zij zei: Als het zo is, waarom dit? Ik… En zij ging om de Eeuwige te vragen.
Rivka hakkelt. Ook hier zal het weer een uiting zijn van haar emotionaliteit.
Zij ging: blijkbaar ging zij alleen, zonder Jitschak. Tot dusver was het haar familie, de knecht van Avraham en Jitschak die de richting bepaalden waarin haar leven zich ontwikkelde.
Vers 23: *En de Eeuwige zei tot haar: Twee naties zijn in jouw buik, en twee volken zullen zich scheiden vanuit jouw schoot, en een volk zal sterker zijn dan een volk, en veel zal dienen de jongste.
Binnenste, buik, schoot: het specifieke woord ‘baarmoeder’ (‘rèchem’) komt hier niet voor.
De voorspelling van de Eeuwige is niet zo duidelijk als de meeste vertalingen het ons willen doen geloven.
Veel zal dienen de jongste: betekent dit dat wie veel heeft, zal dienen? Of betekent het dat de jongste veel zal dienen? Of zal de toekomst dit aan het licht brengen?
Vers 24: En haar dagen werden vervuld om te baren, en zie een tweeling in haar buik.
En zie: dit geeft aan dat wat daarna komt verrassend is. Maar dit was toch in vers 23 al door de Eeuwige bevestigd?
Vers 25: En de eerste kwam naar buiten, rossig. Hij was geheel als een haren mantel. En zij noemden zijn naam: Esau.
Rossig: bij een tweeling die één gezamenlijke moederkoek heeft, kan het zijn dat de één meer voedsel en zuurstof krijgt dan de ander. Hierdoor wordt het ene kind overvuld met bloed. Het ziet er daardoor rossig uit. De ander komt tekort en ziet er bleek uit en kan door tekort aan voedsel en zuurstof zelfs sterven. Men noemt dit tegenwoordig het TTS-syndroom, het Tweeling Transfusie syndroom. Mogelijk is dit de eerste beschrijving van een dergelijke afwijking.
Zij noemden: Jitschak en Rivka samen?
Noemen: letterlijk staat er ‘roepen’.
Esau = harig.
Vers 26: En daarna is zijn broer naar buiten gekomen, en zijn hand vastgrijpend de hiel van Esau. En hij noemde zijn naam Jaäkov. En Jitschak was zestig jaar bij het baren van hen.
Hij noemde: Jitschak zal niet al te veel verwachting hebben van zijn tweede zoon, gezien de naam die hij hem gegeven heeft. Over de naam Esau waren Jitschak en Rivka het blijkbaar eens, maar hier is het alleen de vader die Jaäkov zijn naam geeft. Had Rivka iets anders in gedachten? God in elk geval later wel (zie Genesis 32:29).
Jaäkov betekent ‘hij die de hiel vasthoudt’. Het is bepaald geen positieve naam. Volgens Hosea 12:4 heeft deze naam iets van doen met het werkwoord ‘bedriegen’.
Als Jitschak hier zestig jaar is, betekent het dat Avraham hierna nog vijftien jaar leeft.
#
Vers 27: En de knapen werden groot. En Esau werd een man, kundig in de jacht, een man van het veld. En Jaäkov was een integer man die tenten bewoonde.
Knapen: zie ‘De knapen van Jitschak’, bij het verhaal in Genesis 22.
Integer: dit woord duidt iemand aan die compleet is, gaaf, oprecht. Tegelijk kan het ook ‘simpel’, ‘onnozel’ betekenen.
Esau werd en Jaäkov was.
In tenten wonen: geen ondernemend mens. Duidt het meervoud ‘tenten’ erop dat hij zowel een eigen tent had, maar ook in de tent van zijn ouders/moeder verbleef?
Vers 28: En Jitschak kreeg Esau lief, want jachtbuit was naar zijn mond. En Rivka had Jaäkov lief.
Jitschak kreeg lief: wat was Jitschak voor een vader? Welke vader houdt niet van zijn kinderen zodra zij geboren zijn, en zelfs daarvoor al? Pas toen Esau een jager geworden was en met jachtbuit thuis kwam, kreeg Jitschak hem lief. En dat Jitschak Jaäkov liefhad, wordt helemaal niet vermeld.
Rivka had lief: natuurlijk! Maar hield Rivka niet van Esau? Het lijkt er hier wel op dat Jaäkov haar voorkeur had. Was het omdat hij in de schaduw van zijn broer moest zien op te groeien? Een motivatie voor haar liefde wordt niet genoemd.
Vers 29: En Jaäkov stoofde een stoofpot, en Esau kwam van het veld, en hij was uitgeput.
Jaäkov stoofde een stoofpot: koken was typisch een vrouwenaangelegenheid. In Genesis 27:7 en 31 blijkt ook Esau eten te kunnen bereiden, maar dat was een vleesgerecht.
Vers 30: En Esau zei tot Jaäkov: Laat mij toch slurpen van het rode, dit rode, want ik ben uitgeput. Daarom heeft men zijn naam genoemd Edom.
Dit rode: in vers 34 staat dat het linzensoep was.
Edom: rood = adom. ‘Adama’ = akker, grond, en ‘Adam’ is ‘mens’, akkermens, grondeling. Edom/Esau is dus een mens die op de aarde gericht is.
Vers 31: En Jaäkov zei: verkoop vandaag jouw eerstgeboorterecht aan mij.
Eerstgeboorterecht: volgens Deuteronomium 21:17 krijgt de oudste een dubbel deel van de erfenis. In Genesis wordt deze gewoonte nergens vermeld. Wat in elk geval wel bij de oudste hoorde, was dat hij de rol van gezinshoofd of zelfs stamoudste op zich nam na de dood van zijn vader. Het gaf dus naast aanzien ook een grote verantwoordelijkheid.
Vers 32: En Esau zei: Zie ik ben naar de dood aan het gaan, en waartoe is dit eerstgeboorterecht er voor mij?
Ik ben naar de dood aan het gaan: Er staat niet dat Esau verwacht snel te zullen sterven, maar wel dat hij er niet voor voelt verantwoordelijkheid te dragen voor wat na hem komt. Hij vindt het onrechtvaardig of zelfs onzin dat hij het eerstgeboorterecht heeft met alle verantwoordelijkheid, en dat alleen doordat hij toevallig eerder dan zijn broer geboren is.
Vers 33: En Jaäkov zei: Zweer mij vandaag. En hij zwoer hem. En hij verkocht zijn eerstgeboorterecht aan Jaäkov.
De naam Jaäkov komt tweemaal voor in dit vers en Esau wordt tweemaal uitsluitend met ‘hij’ aangeduid. Zo geeft de schrijver aan dat Jaäkov op de voorgrond treeft en Esau een naamloze figuur wordt.
Vers 34: En Jaäkov had Esau gegeven brood en linzenstoofpot. En hij at, en hij dronk, en hij stond op, en hij ging, en Esau verachtte het eerstgeboorterecht.
Jaäkov had gegeven: blijkbaar voordat de koop gesloten was had Jaäkov zijn hongerige broer al te eten gegeven.
Brood: niet allen de stoofpot, maar ook brood erbij. ‘Brood’ is de algemene benaming voor ‘voedsel’; dus kan brood bedoeld zijn, maar ook ander voedsel als kaas of vlees.
De vijf werkwoorden achter elkaar duiden de onverschilligheid aan waarmee Esau met dit belangrijke gebeuren omgaat.

Onterfd? (vers 5 en 6)
In Genesis 25:5 staat dat Avraham alles wat hij had aan zijn zoon Jitschak gaf. Daarna volgt in vers 6 dat hij zijn andere zonen met een ‘fooi’ wegstuurde. Werden deze zes andere zoons van Avraham onterfd en erfde Jitschak al het bezit van hun vader? In de Nieuwe Bijbelvertaling luidt de vertaling van vers 5 en 6: Avraham gaf alles wat hij bezat aan Jitschak. De zonen van zijn bijvrouwen gaf hij nog tijdens zijn leven geschenken en hij stuurde hen weg naar een land in het oosten, Kedem, ver bij zijn zoon Jitschak vandaan. Deze vertaling is heel duidelijk, maar de oorspronkelijke tekst is beslist niet zo duidelijk. Er is alle reden om een aantal woorden en uitdrukkingen wat nauwkeuriger te onderzoeken.
Alles wat hij bezat: het woord bezitten staat niet in de oorspronkelijke tekst. Letterlijk staat er: alles wat voor hem was. Aangezien het woord ‘hebben’ niet bestaat in het Hebreeuws, wordt de uitdrukking ‘zijn voor’ vaak vertaald met ‘hebben’ (bezitten). Dat dit woord ‘hebben’ of ‘bezitten’ in het bijbels Hebreeuws niet voorkomt, zal te maken hebben met het feit dat de hele aarde Gods bezit is, en geen mens dit als zijn eigendom kan beschouwen. De mens heeft alles wat hij meent te hebben in bruikleen! Er wordt dus wel vertááld met ‘hebben’, maar als we naar de oorspronkelijke gedachtegang terug willen, zullen we moeten vertalen: zijn voor hem. Als wij zo vers 5 vertalen met ‘Avraham gaf alles ‘wat voor hem was’ aan Jitschak’, wordt het opeens niet meer zo duidelijk wie met ‘hem’ bedoeld is. Het lijkt er sterk op dat Jitschak bedoeld is. En dan betekent dit dat Avraham alles wat al voor Jitschak bestemd was (om te erven) aan hem gaf.
En nu vers 6. Daarin wordt het werkwoord geven gebruikt, maar in het Hebreeuws staat een vorm van dit werkwoord ‘geven’ dat niet zomaar met ‘hij gaf’ vertaald kan worden. Beter is te vertalen hij had gegeven. Dit betekent dat Avraham al voordat hij Jitschak ‘al het zijne’ gaf, hij de andere zoons (al het hunne) gegeven had.
Wat het woord geschenken betreft: het woord dat hier gebruikt wordt is uniek in Tenach. Het is niet het gewone woord voor ‘geschenken’, maar het is het naamwoord dat afgeleid is van het werkwoord ‘geven’. Letterlijk zou men kunnen vertalen gegevenheden. Dit woord is in de loop van de tijd wel het gewone woord voor ‘geschenk’ geworden, maar het is twijfelachtig of dat hier al het geval was. Er is geen ander bijbelverhaal waarin we de betekenis van dit woord verder kunnen nagaan. We zullen het dus moeten doen met de afgeleide betekenis van het werkwoord ‘geven’ zelf. Dit woord komt in dit gedeelte voor in vers 5 als Avraham Jitschak gaf, en in vers 6 als Avraham had gegeven aan zijn andere zoons. Als Avraham Jitschak alles gaf wat voor hem was, had hij ook de andere zoons het hunne al gegeven. En dit hoeft niet een ‘geschenk’ of een ‘fooi’ te zijn geweest, maar dat deel van de erfenis waar zij, ook al waren het kinderen van een bijvrouw, recht op hadden.
Tijdens zijn leven. (vers 6)
Als Avraham na de dood van Sara bij een andere vrouw nog zes zoons verwekt heeft, stuurt hij die tijdens zijn leven weg, bij zijn zoon Jitschak vandaan. In de Nieuwe Bijbelvertaling staat: Hij gaf de zonen van zijn bijvrouwen tijdens zijn leven geschenken, en hij stuurde hen weg. Als we letterlijk het Hebreeuws volgen staat er: En hij joeg hen weg van op/tegen Jitschak, zijn zoon, in nog hij levend. De ‘hij’ in ‘hij joeg weg’ is vanzelfsprekend Avraham, maar wie is de ‘hij’ bij het woord ‘levend’? Er zijn twee redenen om aan te nemen dat deze ‘hij’ niet Avraham, maar Jitschak moet zijn. Ten eerste: het is volkomen overbodig te vermelden dat Avraham dit tijdens zijn leven heeft gedaan. Hoe zou hij dit ooit ná zijn leven hebben kunnen doen? Ten tweede: de persoon die het laatst genoemd wordt voor ‘hij’ is Jitschak, zijn zoon. Een persoonlijk voornaamwoord behoort terug te slaan op de laatstgenoemde, en dat is in dit geval Jitschak. De vraag die opkomt, is dan wel: wat bedoelt de schrijver met ‘tijdens Jitschaks leven’? Avraham was oud en zijn einde naderde, maar Jitschak was pas veertig jaar en had nog maar pas een vrouw genomen. Voor een mogelijk antwoord op deze vraag moeten we nauwkeurig het Hebreeuws bekijken. Er staat niet het woord ‘tijdens’, maar in nog hij levend. Dit betekent dat Jitschak nog in leven was, maar dat hij dreigde om te komen. Hierbij past ook de uitdrukking die er vóór staat: op / tegen Jitschak. Uit deze woorden zou men kunnen opmaken dat de zes halfbroers van Jitschak over hem domineerden en Jitschak dreigde onder deze druk te bezwijken. Zoals eerst Jisjmaëel de meerdere was van Jitschak, en om die reden weg moest, zo zijn nu Jitschaks andere halfbroers hem de baas. Dat Jistchak zich ondanks zijn beperkte capaciteiten later toch kan handhaven, zal hij voor een groot deel danken aan de capabele vrouw aan zijn zijde.
Jitschak bidt om vruchtbaarheid (vers 21)
De vrouwen van de aartsvaders Avraham, Jitschak en Jaäkov worden door de schrijver van het boek Genesis onvruchtbaar genoemd. Niet hun húwelijk is onvruchtbaar, nee het ontbreken van kinderen ligt aan de vrouw. Hoe meent de schrijver dit zo zeker te weten? Bij Avraham blijkt het later als Avraham een tweede vrouw krijgt. Hagar wordt direct zwanger en ze baart zijn zoon Jisjmaëel. Bij Jaäkov is de niet geliefde vrouw, Lea, al gauw zwanger omdat God zich haar lot aantrekt, en Racheel, de geliefde vrouw, blijft lange tijd zonder kinderen. Maar ligt bij Jitschak de oorzaak van de onvruchtbaarheid bij zijn vrouw Rivka?Jitschak neemt Rivka tot vrouw als hij veertig jaar is (Genesis 25:20), en daarna gaat hij bidden tot de Eeuwige (vers 21). Direct er achter aan staat: En de Eeuwige liet zich verbidden voor hem. Uit vers 26 blijkt dat Jitschak zestig jaar is als de tweeling Esau en Jaäkov geboren wordt. Waarschijnlijk is er twintig jaar over heen gegaan voor Rivka zwanger werd. Maar hoe kon Jitschak weten dat hun onvruchtbare relatie aan zijn vrouw geweten kon worden? Hij had nooit eerder een andere vrouw gehad en bij haar kinderen verwekt.
De rabbijnse verklaring is als volgt: In Genesis 17:19 staat dat Avraham door Jitschak nageslacht zal krijgen. En God maakt zijn belofte altijd waar. Van Rivka is niet eerder verteld dat zij nageslacht zou krijgen. De conclusie moet dan ook zijn, dat de onvruchtbaarheid ook hier aan de vrouw ligt.
Mij lijkt deze verklaring wat te simpel. In de belofte van God aan Avraham wordt niets meegedeeld over onvruchtbaarheid, noch bij de man, noch bij de vrouw. En dat Jitschak kinderen zou krijgen, zegt niet dat er tevoren geen beperkingen bij hem zouden zijn. Jitschak ging er wel van uit dat zijn onvruchtbare relatie aan Rivka te wijten was, gezien zijn uitspraak in vers 21: Jitschak ging bidden tot de Eeuwige ten behoeve van zijn vrouw. Maar het lijkt dat de Eeuwige het beter weet dan Jitschak, want daarna staat er tenminste: En de Eeuwige liet zich verbidden voor hem. Het is echter wel mogelijk dat met ‘voor hem’ niet bedoeld is dat Jitschak onvruchtbaar was, maar dat de kinderen die geboren zullen worden voor hem zullen zijn. Een bewijs dat de oorzaak van de onvruchtbaar bij Jitschak lag is dit niet, maar het sluit deze mogelijkheid niet uit.
De tweeling in Rivka’s binnenste (vers 22 en 23)
Na het bidden van haar man Jitschak is Rivka zwanger geworden van een tweeling. In Genesis 25:22 wordt verteld dat de twee jongens al ruzie maken voordat ze geboren zijn. Er staat tenminste: En de zonen in haar binnenste stootten elkaar af. In het volgende vers geeft de Eeuwige uitleg over dit gebeuren in haar binnenste: Twee volken zijn in jouw buik en twee naties zullen zich uit jouw schoot scheiden. De Eeuwige gebruikt achtereenvolgens de woorden binnenste, buik en schoot. Wat hierbij opvalt, is dat het specifieke woord voor baarmoeder (rèchem) in beide verzen niet gebruikt wordt. De woorden die wel gebruikt worden (kèrèv, bèthèn en méah) zijn termen die een wijdere betekenis kunnen hebben dan alleen ‘baarmoeder’. Het woord’ rèchem’ betekent van oorsprong ontferming, erbarmen. Blijkbaar vindt de schrijver dit niet een goede aanduiding voor de plek waar de broers elkaar nu al naar het leven staan.

Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.