Joods-Christelijke Dialoog

Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.

Hoe is het verhaal over ‘de binding van Izaäk’ in Genesis 22 te lezen, met zoveel onduidelijkheden erin? wat is de betekenis ervan?
Dat het geen verslag betreft van een vader die in opdracht van een godheid zijn enig overgebleven zoon gaat slachten, is wel zeker. Maar als de realiteit in dit verhaal ontbreekt, wat is dan de bedoeling?
Als ik me in de gedachtegang van Abraham probeer te verplaatsen, zijn dit mijn overwegingen: In Genesis 21 (vers 11-12) heeft hij tegen zijn zin zijn oudste zoon op moeten geven. Toen heeft hij geprobeerd op een slinkse manier zijn zoon Ismaël weer terug te krijgen, door hem vrijwel zonder proviand en zonder rijdier weg te laten gaan. Zijn plan is in duigen gevallen door ingrijpen van God.
Abraham moet in Genesis 22, waar hem gevraagd wordt ook zijn enig overgebleven zoon te offeren, bedacht hebben dat hij een nog betere oplossing moest zien te vinden dan bij Ismaël.
En ja, hij vindt die door te gehoorzamen, door zijn ‘zoon’ te willen offeren, maar tegelijk door die knaap van hem, Izaäk zelf, onder aan de berg te laten. En tegelijk met Izaäk, ín hem als het ware, ook diens latere nakomelingen. Omdat Izaäk overleeft, kan hij later via zijn vrouw Rebekka het leven geven aan de tweeling Ezau en Jakob.
De twee ‘knapen’, ‘nearim’ waar in Genesis 22:3 sprake van is, zijn niet anders dan de knapen Ezau en Jakob. In Genesis 25:27 worden deze ook ‘knapen’ ‘nearim’ genoemd; een zeldzame uitdrukking in Genesis. Als Abraham in vers 5 zegt dat zijn knapen niet mee de berg op mogen, zijn deze knapen Izaäk zelf, en in hem –in aanleg- diens twee zoons. En in vers 19 keert Abraham (natuurlijk alleen) terug naar deze (drie) knapen.
Maar wat offert Abraham dan wel?
Hij offert zijn ‘zoon’, zijn ‘ben’, dat is degene waarmee men aan de toekomst bouwt. De Hebreeuwse woorden ‘ben’, zoon, en ‘bath’, dochter, zijn afgeleid van het werkwoord ‘banah’, dat ‘bouwen’, ‘herbouwen, ‘opbouwen’ betekent. Met andere woorden: waar Abraham, na het wegsturen van Ismaël, zijn toekomstverwachting op gesteld heeft, wil hij opgeven, maar een menselijk wezen offeren, nee dat beslist niet.
(Aardig nog is de overeenkomst tussen het woord ‘berg’, ‘har’ en ‘zwanger zijn’: ‘harah’. Hier lijkt al sprake te zijn van het zwanger worden van Rebekka, zelfs al voordat zij geboren is).
Mijn conclusie luidt dan ook dat in Genesis 22 geen sprake is van een realiteit, van iets dat in werkelijkheid zich afgespeeld heeft, maar dat het aangeeft hoever Abraham wil gaan in het opgeven van zijn toekomstverwachtingen.

Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.