Joods-Christelijke Dialoog

Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.

Avraham en Sara te Gerar.


Vers 1: En Avraham brak vandaar op naar het land van de Negev, en hij ging wonen tussen Kadesj en Sjoer. En hij verbleef als vreemde in Gerar.
Opbreken: wat was de reden voor Avraham om verder te trekken? De rabbijnen geven verschillende verklaringen, maar de tekst geeft hierover geen duidelijkheid. Wel is de tegenstelling duidelijk tussen het zich vestigen op één plaats, zoals Lot doet, en het steeds weer op weg gaan van Avraham.
Vandaar: van Chevron waar volgens Genesis 13:8 Avraham verbleef.
Negev: het steppegebied in het zuiden van Kenaan.
Kadesj: een stad in het uiterste zuiden van de Negev, aan de rand van de woestijn. Zie Genesis 14:7.
Sjoer: betekent ‘de muur’. Het was een stad aan de grens met Egypte. Zie Genesis 16:7.
Gerar: een Filistijnse stad. Deze stad lag dus in meer vruchtbaar gebied.
Als vreemde verblijven: Avraham bleef vreemdeling. De Naardense Bijbel van Oussoren vertaalt ‘zwerver’. Er was nergens een plek waar hij zich vestigde om te blijven wonen.

Vers 2: En Avraham zei tot Sara, zijn vrouw: Mijn zuster is zij. En Avimelech, de koning van Gerar, zond (een boodschap), en hij nam Sara.
Zeggen tot: meestal wordt vertaald ‘zeggen over’. Door ‘zeggen tot’ te vertalen wordt het een zin die niet loopt. De betekenis is wel duidelijk, maar Avraham zou zich dan verspreken. Verspreken komt met name voor als iemand emotioneel wordt. En er is veel voor te zeggen dat het voor Avraham –en Sara!- heel spannend is wat hier gaat gebeuren.
Mijn zuster: ook in Genesis 12:13 stelt Avram Sarai voor dat zij zich als zijn zuster voor moet doen. In Genesis 12:12 voert Avram als motief om zijn vrouw voor zijn zuster te laten doorgaan aan het risico dat hij loopt. In dit verhaal is Avraham ‘bijwoner’ bij Gerar, en van dreiging is geen sprake. Ook is er geen noodzaak bij Gerar te blijven. In Genesis 12 was het de honger die hem naar Egypte dreef. Hier lijkt het dat Avraham vrijwillig het land der Filistijnen opzoekt, en het is of hij het er bewust op aanlegt zijn vrouw voor zijn zuster te laten doorgaan.
De Joodse uitlegger, Abrabanel, zegt: Avimelech wilde Avraham eren door zijn zuster tot vrouw te nemen.
Avimelech: ook in Genesis 26 wordt de koning van Gerar zo genoemd als Jitschak en Rivka daar verblijven. Mogelijk dat het een titel is en niet een eigennaam. Het zou dan te vergelijken zijn met de aanduiding ‘Farao’ in Egypte (wat ‘grote huis’ betekent). Avimelech betekent: ‘Mijn vader is koning’. Deze betekenis past ook bij een erfelijk koningschap.
Een boodschap zenden: in het Hebreeuws staat alleen het woord ‘zenden’. Bij dit ‘zenden’ moet altijd aangevuld worden ‘boodschap’ (of eventueel ‘bode’).
Een vrouw nemen: in Genesis is dit de normale uitdrukking voor ‘een vrouw huwen’, waarbij ‘huwen’ niet ceremonieel hoeft te zijn.
In het verhaal van Genesis 12, dat sterke overeenkomsten heeft met dit verhaal, is Sarai 65 jaar oud, en volgens Avram een mooie vrouw. In ons verhaal is Sara 90 jaar oud. Hier wordt ze niet ‘mooi’ genoemd, maar het feit dat een stadvorst haar als vrouw wil hebben, moet betekenen dat ze toch nog aantrekkelijk was. De leeftijden in Genesis hebben een andere betekenis dan alleen de aanduiding van het aantal jaren dat men geleefd heeft.

Vers 3: En God kwam tot Avimelech in een droom ’s nachts. En hij zei tot hem: Zie jij! Dood ben je, vanwege de vrouw die jij genomen hebt. En zij is heerseres van een heerser.
God kwam: de combinatie van deze twee woorden komt slechts driemaal voor in de Tora. Hier, en in Genesis 31:24 waar God tot Laban komt, en in Numeri 22:9 en 20 waar God tot Bileam komt. Blijkbaar betekent het in al deze gevallen een ernstige waarschuwing van Gods kant, want al deze drie mensen zijn geen vereerders van God. En een beschermeling van God wordt door hen bedreigd.
Heerser: hier staat het woord ‘baäl’, met ervoor het vrouwelijke woord ‘baäla’. ‘Bazin van een baas’ lijkt een wat al te populaire vertaling. Oussoren vertaalt ‘meesteresse van een meester’. Een wat vrijere vertaling’, wat wel bedoeld is, is ‘getrouwde vrouw’.
Een verschil met het verhaal in Genesis 12 is dat daar de Farao het bedrog ontdekt op het woord van Sarai. Hier gebeurt het door een droom van God.

Vers 4: Maar Avimelech was niet tot haar genaderd. En hij zei: Mijn heer. Zult u zelfs een integer volk doden?
Dit lijkt een toespeling te zijn op het doen omkomen van het volk van Sedom in het vorige hoofdstuk.

Vers 5: Heeft hijzelf niet tot mij gezegd: mijn zuster is zij? En zij, ook zij heeft gezegd: mijn broer is hij. In oprechtheid van mijn hart en in reinheid van mijn handen heb ik dit gedaan.
Hart: de plaats van de overleggingen. Avimelech zegt dat hij Sara niet genomen heeft met kwade bedoelingen.
Reinheid van handen: dit geeft reinheid aan wat het handelen betreft. Avimelech vindt dus dat hij zowel wat zijn gedachten als wat zijn handelen betreft, onschuldig is.

Vers 6: En God zei tot hem in de droom: Ook ik, ik weet dat je dit in oprechtheid van je hart gedaan hebt. En ik heb je weerhouden –ook ik jou- tegen mij te zondigen. Daarom heb ik jou niet toegestaan haar aan te raken.
God spreekt alleen over ‘onschuld van het hart’, en niet over reinheid van handen. Misschien is dit laatste voor geen enkel mens weggelegd?
Ook ik jou: Avimelech meent dat zijn integriteit hem weerhouden heeft Sara aan te raken, en God lijkt dit te bevestigen. Enerzijds is het Avimelechs houding, anderzijds Gods ingrijpen.

Vers 7: En nu, breng de vrouw van de man terug, want een profeet is hij. En hij zal voor jou bidden, en leef! En als je niet terugbrengt, weet dat je zeker zult sterven, jij en allen die van jou zijn.
Profeet: hier is het de eerste keer dat Avraham ‘profeet’ genoemd wordt. Een profeet is iemand die een boodschap moet brengen in naam van een ander. Aharon wordt Mosje’s profeet genoemd in Exodus 7:1, als Mosje niet goed (Hebreeuws) kan spreken. Een profeet is te vergelijken met een tolk maar hij spreekt vooral vermaningen.

Vers 8: En Avimelech stond vroeg op in de morgen, en hij riep al zijn dienaren, en hij sprak al deze woorden tot hun oren. En de mannen werden erg bang.

Vers 9: En Avimelech riep Avraham, en hij zei tot hem: Wat heb jij ons aangedaan? En wat heb ik misdaan tegen jou? Want jij hebt over mij en over mijn koninkrijk grote zonde gebracht. Daden die niet behoren gedaan te worden heb jij met mij gedaan.

Vers 10: En Avimelech zei tot Avraham: Wat heb jij gezien dat jij deze zaak gedaan hebt?
En Avimelech zei: Blijkbaar stond Avraham sprakeloos na de verwijten van Avimelech in vers 9.
Wat heb jij gezien? Is dit een zinspeling op het profeet zijn van Avraham? De gewone betekenis is ‘met het oog waarop?’.
Men zou volgens het Hebreeuws ook kunnen lezen: Waar ben je bang voor geweest? De woorden ‘zien’ en ‘vrezen’ lijken namelijk erg op elkaar.

Vers 11: En Avraham zei: Want ik had gezegd: alleen, er is geen vrees voor God in deze plaats. En zij zullen mij doden op het woord van mijn vrouw.
Zeggen: met dit woord kan ook ‘in zichzelf zeggen’ bedoeld worden.
Wat Avraham als argument aanvoert, lijkt een verzinsel. Er was geen reden voor hem in de buurt van Gerar te verblijven. Het lijkt ook zeer onwaarschijnlijk dat de inwoners van Gerar de bedoeling zouden hebben hem te doden vanwege Sara.
Op het woord van Sara: vaak wordt dit uitgelegd alsof er staat ‘vanwege’. Letterlijk staat er –net als in Genesis 12:17- ‘op het woord van’. Als Sara inderdaad openheid van zaken had gegeven, zou Avimelech wel eens erg kwaad kunnen zijn geworden.

Vers 12: * En ook ‘walijk’, zij is mijn zuster. De dochter van mijn vader is zij. Alleen niet de dochter van mijn moeder. En zij werd mij tot vrouw.
Walijk: Het Hebreeuwse woord voor ‘waarlijk’ (‘amnam’) staat hier geschreven met een ‘heh’ als laatste letter: ‘amnah’. Is het handigheid van Avraham dat hij later er niet op aangesproken kan worden dat hij gezegd heeft ‘waarlijk’ ?
Halfzuster: Volgens Ibn Ezra is het slechts een voorwendsel van Avraham om Sara zo aan te duiden. In Genesis 11:31 wordt namelijk Sara niet als dochter van Terach genoemd. Volgens de Joodse traditie zou Sara dezelfde zijn als Jiska, de dochter van Avrahams broer Haran (Gen.11:29). Volgens deze traditie zou ze dus Avrahams nicht zijn.
Door de term zuster te gebruiken suggereert Avraham dat Sara een bloedverwant van hem is, en niet zijn partner. Ook Nachmanides bekritiseert Avrahams houding zeer.

Vers 13: En het geschiedde toen God mij liet ronddolen uit het huis van mijn vader, dat ik tot haar zei: dit is jouw betrokkenheid die jij met mij zult doen: in elke plaats, waar wij komen, zeg van mij: mijn broer is hij.
Ronddolen: dwalen, zonder bepaalde bestemming.
Betrokkenheid: het woord ‘chesed’ betekent betrokkenheid, trouw.

Vers 14: En Avimelech nam kleinvee en rundvee en dienaren en dienstmeisjes, en hij gaf (ze) aan Avraham. En hij liet tot hem terugkeren Sara, zijn vrouw.
Zijn vrouw: er staat niet ‘zijn zuster’.

Vers 15: En Avimelech zei: Zie mijn land is voor jouw aangezicht. Woon waar het goed is in jouw ogen.

Vers 16: En tot Sara had hij gezegd: Zie! Ik heb duizend zilverstukken aan je broer gegeven. Zie het is voor jou een bedekking van ogen, voor allen die met jou zijn. En bij allen sta je in je recht.
En tot Sara had hij gezegd: Was dit al gebeurd toen Avimelech Sara nam of pas na het ingrijpen van God?
Bedekking van ogen: alle betrokkenen behoren blijkbaar de ogen te sluiten voor het hele gebeuren. Een Joodse uitleg is dat het hier gaat om een vervloeking, die later in vervulling gaat als haar zoon Jitschak blind wordt.

Vers 17: En Avraham bad tot de godheid, en God genas Avimelech en zijn vrouw en zijn dienstmeisjes en zij baarden.
Het is hier de eerste keer in Tenach dat een mens voor een ander bidt.
Bij Farao in Genesis 12 wordt niet vermeld dat deze genezen werd.

Vers 18: Want de Eeuwige had volledig afgesloten elke schoot van het huis van Avimelech, op het woord van Sara, de vrouw van Avraham.
Afgesloten schoot: hier pas wordt de aandoening beschreven waar Abimelech en de zijnen onder geleden hebben. Tussen het woord van Sara en de genezing moet een behoorlijke tijd over heen gegaan zijn, van onvruchtbaarheid tot baren.

Punten van overeenkomst met Genesis 12:
1.Avraham trekt naar een vreemd land
2.De bewoners van dat land zijn een gevestigd volk, en Avraham is een zwerver.
3.Het land wordt bestuurd door een koning.
4.Avraham laat zijn vrouw voor zijn zuster doorgaan.
5.Avrahams motief is angst voor het verlies van zijn leven. Tenminste dat voert hij aan tegenover Sarai in Genesis 12, en in Genesis 20 tegenover Avimelech.
6.God bezoekt de vorst van het land met plagen of onvruchtbaarheid.
7.Door Sara’s woord komt het bedrog aan het licht.
8.De vorst maakt Avraham verwijten.
9.Avraham vermeerdert zijn bezit in deze episode.

Punten van verschil met Genesis 12:
1.Honger is hier niet de aanleiding om buitenslands te gaan.
2.Deze episode speelt zich af in Filistea, en niet in Egypte.
3.In Genesis 12 instrueert Avraham Sarai om het bedrog mee te spelen. Hier wordt dit niet vermeld.
4.In Genesis 12 is waarschijnlijk sprake van geslachtsgemeenschap tussen de vorst en Sarai. Hier beslist niet.
5.Hier krijgt Sara via Avraham geld. In Genesis 12 verwerft Avraham bezit.
6.In Genesis 12 is sprake van plagen waarmee God de vorst bezoekt. Hier treft onvruchtbaarheid de hofhouding van Avimelech.
7.In Genesis 12 wordt Avram het land uitgezet. Hier wordt hem aangeboden om te blijven.

Opnieuw ‘mijn zuster’ (vers 2)
Als in Genesis 12 uitkomt dat Avram heeft geprobeerd de Egyptenaren voor de gek te houden, voert hij als argument aan dat het vanwege lijfsbehoud is dat hij zijn vrouw voor zijn zuster heeft laten doorgaan. Zie Genesis 12:13. Hij verklaart zijn handelwijze pas als het bedrog ontdekt is.
In Genesis 20 wordt ons een vergelijkbaar verhaal verteld. Ook hier laat Avraham zijn vrouw Sara voor zijn zuster doorgaan. In tegenstelling met het verhaal in Genesis 12 is hier geen sprake van honger die Avraham dwingt buitenslands te gaan. Ook wordt ons niets meegedeeld over bedreiging. In tegendeel, in Genesis 20:1 staat: (Avraham) verbleef als vreemde in Gerar. De betekenis van dit woord vreemde is een allochtoon, die weliswaar onderscheiden is van de autochtone bevolking, maar wel geaccepteerd wordt. Trouwens als er sprake was van bedreiging, wat belette Avraham om ergens anders heen te trekken?
Het lijkt er sterk op dat Avraham met opzet het gebied van Gerar opzoekt. En het lijkt of hij het er doelbewust op aanlegt om zijn vrouw voor zijn zuster te laten doorgaan.
Zie verder het artikel ‘Ja, mijn zuster’, bij Genesis 12.

Waarlijk mijn zuster. (vers 12)
Wat ook het motief geweest moge zijn, dat Avraham zijn vrouw Sara voor zijn zuster laat doorgaan, in Genesis 20:12 zegt hij: Zij is ook waarlijk mijn zuster. Daarna legt hij uit dat Sara zijn halfzuster is, de dochter van zijn vader, maar niet van zijn moeder. Deze uitleg over hun familierelatie komt hier voor het eerst voor. Noch in het overeenkomstige verhaal in Genesis 12, noch in de aanvang van de verhalen over Avram en Sarai in Genesis 11, wordt dit vermeld. Door Avraham niet, en ook niet rechtstreeks door de schrijver. Daarom valt het zeer te betwijfelen of Avrahams verklaring hier in Genesis 20 op waarheid berust. De uitdrukking ‘dochter van mijn vader’ in vers 12 zou ook kunnen betekenen dat Sara de kleindochter kan zijn van Terach, de vader van Avraham. Het woord ‘zoon’ en het woord ‘broer’ kan een weidere betekenis hebben in de semitische talen, dan het in het nederlands heeft. Zo kan ook met ‘dochter’ meer bedoeld zijn dan letterlijk ‘dochter’. Zowel Noömi als Boaz noemen Roet ‘mijn dochter’ (Roet 3:11 en 18), terwijl ze van de eerste de schoondochter was, en van de tweede alleen de schoondochter van een bevriende relatie. Maar als ook Avraham deze uitgebreidere betekenis toekent aan het woord ‘dochter’, dan blijft het toch vreemd dat hij heel bewust zijn huwelijk met Sara verbergt achter de aanduiding ‘zuster’. En er is niet eens sprake van bedreiging in dit verhaal!
Hoe zit het nu met het woord waarlijk dat hij gebruikt? Dit is verwant aan ons woord amen: ‘amnam’. Maar Avraham verwisselt de laatste letter. Voor de M staat hier de H. Hij zegt dus niet ‘amnam’, maar ‘amnah’. Er is nog één andere plaats in de bijbel waar dezelfde verspreking voorkomt, namelijk in het verhaal van Achan in Jozua 7:20. Daar geeft Achan ‘waarlijk’ (‘amnah’) zijn schuld toe in verband met kostbaarheden die hij gestolen heeft, en die vernietigd hadden moeten worden. Een woord dat slechts tweemaal voorkomt, verbindt de verhalen waar ze in voorkomen met elkaar. Betekent dit met betrekking tot ons verhaal, dat Avraham het ‘zuster-zijn’ van Sara verborgen had gehouden, terwijl het vernietigd had moeten worden? Zelfs als Sara op één of andere manier een familieband met Avraham had, telt dit niet, nu zij getrouwd zijn.

Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.