Joods-Christelijke Dialoog

Zondag 17 december 2017
Zondag 11 augustus 2019
Zondag 13 december 2020
Zondag 7 augustus 2022

Overdenkingen bij Jesaja 65:17-25

door Leo Mock


Die nieuwe hemel en aarde spreken erg tot de verbeelding. Dat deden ze ook al voor de klassieke Middeleeuwse verklaarders. Sommigen zagen het als beeldspraak – de ommekeer in de situatie van het land Israël, Jeruzalem, en het volk Israël zal zo dramatisch zijn dat de oude situatie geheel vergeten zal worden. Alsof er een geheel nieuw universum is ontstaan in deze nieuwe realiteit. Anderen zoals Rasji (1040-1105) nemen het wel degelijk letterlijk: er wordt een nieuwe fysiek universum geschapen dat veel beter is dan het oude. Een middelpositie houdt het op een verbetering van de al bestaande wereld – de nieuwe hemel betekent een beter klimaat, zuiverder lucht; de nieuwe aarde betekent de ideale voorwaarden voor een grote vruchtbaarheid van gewassen en bomen.


Wat een beetje pleit voor de interpretatie van een echte nieuwe aarde, zijn de verwijzingen die gelegd worden naar het paradijselijke begin van de Schepping in Genesis. Die perfecte wereld waarover God zelf zei dat die goed was. Door een fout werd die wereld echter van zijn perfectie ontdaan, met alle gevolgen van dien: sterfelijkheid, schaarste, inspanningen, mislukkingen, ongelukken en ziektes behoren voortaan tot de realiteit. Precies tegen die imperfectie wordt die nieuwe wereld afgeschilderd: de mensen worden weer zeer oud, kindersterfte zal niet meer bestaan: Daar zal niet langer een zuigeling zijn, die slechts weinige dagen leeft, noch een grijsaard, die zijn dagen niet voleindigt (NBG, v. 20). Ook plukt de mens weer de optimale vruchten van zijn inspanningen die hem geheel ten deel zullen vallen: Zij zullen niet bouwen, opdat een ander er wone; zij zullen niet planten, opdat een ander het ete... (v. 22).


Interessant is de frase want als de levensduur der bomen zal de leeftijd van mijn volk zijn (v. 22). Het roept bij mij het beeld op van bomen die inderdaad vaak langer dan een mensenleven op aarde staan. Misschien wel de legendarische Sequoia bomen – een soort oerboom - die honderd meter hoog kan worden en zeer oud. In Noord-Amerika staan exemplaren die geschat worden op zo een 2000 jaar. Kimchi (12-13e eeuw) en Rasji verwijzen hier naar de Targoem die boom als ‘boom van het leven’ vertaalt. Dagen als van de levensboom betekent dat gewoon dat de mens weer eeuwig zal leven zoals ooit de bedoeling was. Kimchi voegt een iets meer bescheiden uitleg toe aan deze Targoem, door te stellen dat mogelijk bedoeld wordt dat uit andere bronnen bekend is dat de levensboom een lengte heeft van 500 jaar (reizen, lopen?). Een mensenleven zal dan dus 500 jaar zijn. Hoewel niet eeuwig, nog altijd een mooie leeftijd...


De terugkeer naar het paradijs wordt ook gesuggereerd door het motief van de slang: en de slang zal stof tot spijze hebben (v. 25). Anders dan in Genesis zal er van een strijd tussen mens en slang geen sprake meer zijn. De slang die de mens in zijn hiel bijt, zijn zwakke plek zoekt, bestaat niet meer. De hele dierenwereld zal trouwens zijn agressieve natuur afwerpen en vegetarisch worden – zoals de eerste mens dat ook ooit was.


Tot slot is een hoofdthema dat van vreugde en blijdschap. Anders dan in de gewone wereld waar deze gevoelens altijd tijdelijk zijn en voorbijgaan – omdat het vreugdevolle zelf vergankelijk is – gaat in deze nieuwe wereld de emotie niet verloren en dooft niet uit. Iets wat wij ons nu niet kunnen voorstellen, zowel fysiek als psychisch volgens de Malbiem (Meïr Lewush, 19e eeuw). Deze vreugde geldt ook voor Jeruzalem zelf, die door de Goddelijke Aanwezigheid gezegend zal zijn. Die innerlijke, spirituele vreugde wordt voor iedereen zichtbaar in het voorspoedige bestaan van het volk Israël in haar land en haar fysieke talrijkheid: want zij zullen een door de Here gezegend geslacht zijn, en hun nakomelingen met hen (v. 23).

Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.