Joods-Christelijke Dialoog

Genesis 22 Vragen - Lukas de Groote

Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.

Genesis 22. Geen uitleg, wel veel vragen.

Een van de moeilijkste hoofdstukken uit de Tenach, maar mogelijk dat door de tekst nauwkeurig te bekijken, toch wat duidelijkheid komt.
Geprobeerd is nauwgezet weer te geven elke woorden en uitdrukkingen in de grondtekst gebruikt worden.
In een volgend artikel zal nader ingegaan worden op een aantal aspecten van dit verhaal, en zal een ‘verrassende’ uitleg volgen. Maar eerst moet duidelijk worden hoe dit verhaal zelf al vol verrassende wendingen zit, die in een vertaling niet zonder meer duidelijk worden.

In Genesis 22 staat het overbekende verhaal over Abraham die zijn zoon Izaäk moet offeren. Het is een verhaal dat veel vragen op kan roepen, en nog steeds weet niemand waarom dit verhaal op deze manier ons doorgegeven is.
Een aantal vragen ten aanzien van dit verhaal worden hier gesteld. De bedoeling hiervan is om ons aan het denken te zetten over de verschillende aspecten van dit verhaal, zonder direct met een mogelijk oplossing te komen.
De vragen worden gesteld naar aanleiding van wat in de tekst weergegeven wordt. Het is dus nodig om een goede vertaling erbij te lezen (bijvoorbeeld de Herziene Staten Vertaling).

Wat wordt bedoeld in vers1 met: Hierna/na deze dingen? Direct ervoor is meegedeeld dat Abraham als vreemdeling bij de Filistijnen woonde. Daarvóór heeft hij, gedwongen door Sara en God, zijn oudste zoon Ismaël weg moeten sturen. Op een handige manier wilde Abraham daar tegen Gods bevel in te gaan.
Waarom wordt drie keer gesproken van ‘de godheid’ (vaak gewoon vertaald met ‘God’, alsof het lidwoord er niet toe doet) in vers 1, 3 en 9?
Wat is de betekenis van ‘ga, ja jij’ in vers 2? Deze uitdrukking komt uitsluitend hier voor en in Genesis 12:1.
Waarom wordt drie keer gesproken van iets dat God zegt, maar wordt niet meegedeeld wát God zegt (vers 2, 3 en 9)?
Waarom stuurt God Abraham naar een niet-bestaand land (het land Moria bestond namelijk niet)?
Waarom staat er niet in vers 3 dat Abraham zijn twee knechten (eigenlijk ‘knapen’) en Izaäk met zich meenam? (Er staat namelijk: En hij nam zijn twee knapen met zich (met hem?), en Izaäk zijn zoon. De uitdrukking ‘Izaäk, zijn zoon’, staat apart!
Wat voor betekenis heeft de uitdrukking ‘van verre’ in vers 4? Zo’n zogenaamd ‘overbodig’ woord trekt extra de aandacht.
Wat is de functie van de twee knapen? Ze worden door Abraham meegenomen en voordat hij de berg opklimt achtergelaten. Een functie hebben ze niet gehad, want de ezel droeg het hout.
Waarom spreekt de engel in vers 12 niet van ‘je zoon’? In vers 9 en 10 duidt de schrijver Izaäk aan met ‘zoon’. De engel heeft het hier opeens over de ‘knaap’ die Abraham niets mag aandoen, nu hij ‘zijn zoon’ niet gespaard heeft.
Wat is bedoeld met de ram ‘achter’…? Er staat niet dat de ram achter hém was.
Waarom keert Abraham alleen terug naar zijn knapen (vers 19)? Waar was Izaäk?
Wie gingen ‘tezamen’? In vers 6 en 8 waren het Abraham en Izaäk (‘zij beiden tezamen’).

Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.