Joods-Christelijke Dialoog

Genesis 09 - Lukas de Groote

Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.

Na de vloed.

Vers 1: En God zegende Noach en zijn zonen. En hij zei tot hen: Weest vruchtbaar en wordt veel en maakt vol de aarde.
In Genesis 1:28 wordt ditzelfde tot de mensheid gezegd.
De rabbijnen concluderen uit dit vers dat dit veel worden een opdracht is aan mannen (Noach en zijn zonen). Het wordt niet tegen vrouwen gezegd. De halachische conclusie is dat mannen geen anticonceptie mogen toepassen, wat vrouwen wel toegestaan is.

Vers 2: En vrees voor jullie en ontzag voor jullie zal bij alle wilde dieren van de aarde zijn. En bij al het gevogelte van de hemel, in alles wat kruipt op de grond en in alle vissen van de zee. In jullie hand zijn ze gegeven.
Hand: dit woord is symbolisch voor ‘macht’, ‘gezag’.

Vers 3: Al het kruipende dat leeft, voor jullie zal het zijn tot voedsel. Net als het groene kruid heb ik jullie dit alles gegeven.

Vers 4: Alleen vlees met zijn ziel, zijn bloed, mogen jullie niet eten.
Vlees met zijn ziel: vlees ( waarmee met ‘vlees’dieren beoeld zijn) met zijn ziel (de adem). Dus gaat het om dieren die ademen, die nog leven..
Ziel: hier wordt het woord ‘nèfesj’ gebruikt, wat oorspronkelijk ‘keel’ betekende. Vandaar dat ‘adem’ de eerste betekenis is, maar ook ‘leven’.
Veel primitieve culturen willen juist bloed (en daardoor de ziel) van sterke, gezonde dieren of van verslagen vijanden nuttigen omdat zij menen daardoor extra levenskracht te kunnen verkrijgen.

Vers 5: En alleen jullie bloed, wat voor jullie zielen is, zal ik eisen. Uit de hand van al wat leeft zal ik het eisen. En uit de hand van de mens, uit de hand van iemands broeder zal ik de ziel van de mens eisen.
Bloed wat voor jullie zielen is: volgens Ibn Ezra betekent dit ‘jullie eigen bloed’.
Bloed en ziel: De ziel, de levensadem, behoort God toe en God is degene die zeggenschap heeft over de ziel van de mens. Zowel de ziel van het dier als van de mens, ja zelfs van iemand broer (een verwijzing naar het verhaal van Genesis 4?) behoort God toe.
Eisen: dit woord betekent ‘opeisen’, maar ook zit er het aspect van ‘zorg’ in zoals blijkt uit Deuteronomium 11:12 waar staat: Het land waar de Eeuwige zorg voor draagt.

Vers 6: Wie het bloed van de mens vergiet, zijn bloed zal onder de mensen vergoten worden, want in de afbeelding van God heeft hij de mens gemaakt.

Vers 7: * En jullie, weest vruchtbaar en wordt veel. Wemelt op de aarde. En wordt veel op haar.
Deze opdracht staat ook in vers 1. In Genesis 1:28 staat deze uitspraak als zegen, hier als opdracht.

Vers 8: En God zei tot Noach en tot zijn zonen bij hem door te zeggen:
Door te zeggen: dit duidt aan dat wat volgt een officiële uitspraak is.

Vers 9: En ik, zie ik richt mijn verbond op met jullie en met jullie zaad na jullie.
Verbond: zevenmaal komt dit woord voor in dit gedeelte (vers 9,11,12,13,15,16 en 17).
Een verbond oprichten: in tegenstelling met ‘een verbond sluiten’ waarbij twee partijen betrokken zijn is bij het ‘oprichten van een verbond’ slechts één partij betrokken. Zie verder bij Genesis 17:2 ‘Een verbond sluiten’.

Vers 10: En met elke levende ziel die bij jullie is, met het gevogelte, met het vee en met alle wilde dieren van de aarde bij jullie, met al wat maar uitgegaan is uit de kist, tot aan alle wilde dieren van de aarde.
Levende ziel: hier past de vertaling ‘levend wezen’ goed.
Wilde dieren: tweemaal is sprake van deze uitdrukking. Eerst ‘alle wilde dieren van de aarde bij jullie’, en dan alleen van ‘alle wilde dieren’. Zijn bij de laatste ook de zeedieren inbegrepen, die niet met Noach in de kist waren?

Vers 11: En ik richt mijn verbond op met jullie en niet zal meer alle vlees uitgeroeid worden vanwege de wateren van de vloed. En niet zal er voortaan een vloed zijn om de aarde te vernietigen.
Afgesneden worden: deze uitdrukking kwamen we nog niet eerder tegen. Afsnijden is afsnijden van het geheel.

Vers 12: * En God zei: Dit is het teken van het verbond dat ik geef tussen mij en jullie en elk levend wezen dat bij jullie is voor generaties: altijd.
Generaties: ‘dorot’: dit woord behoort met twee volledige klinkers ‘o’ te worden geschreven. Hier wordt het ‘defectief’ geschreven, dat is zonder dat de klinkers volledig uitgeschreven zijn. Mogelijk dat de schrijver bedoelt dat het verbond er zal zijn ook als toekomstige generaties tekortschieten.
Elk levend wezen bij jullie: het teken van het verbond zal er zijn tussen de mens en de dieren waar hij mee omgaat.
Altijd: ‘olam’. Oorspronkelijk betekende dit woord ‘verborgen tijd’. Het duidt een onbegrensde tijd of ruimte aan.

Vers 13: Mijn boog heb ik gegeven in de wolken. En die zal zijn tot een teken van het verbond tussen mij en de aarde.
Opmerkelijk is, volgens Cassuto, dat in het hele verhaal van de vloed geen donder of bliksem voorkomt. In godenverhalen van andere volken is donder en bliksem een uiting van toorn van de goden. In het bijbelverhaal is niets terug te vinden van het idee van een God die pijlen afschiet op de mensheid. Hier is Gods boog een teken van heil en niet een boog waarmee hij pijlen afschiet.
Verbond tussen mij en de aarde: het verbond dat God instelt is niet tussen hem en de mensen en alle vlees, maar tussen God en de aarde.

Vers 14: En het zal geschieden: wanneer ik het bewolkt laat worden boven de aarde en de boog gezien wordt in de wolken,
Gezien worden: dit is een juiste beschrijving van een regenboog. Een regenboog is namelijk een luchtspiegeling. Een regenboog ‘is’ er namelijk niet, maar ‘wordt gezien’.

Vers 15: En ik zal mijn verbond gedenken dat tussen mij en jullie en elke levende ziel van alle vlees is. En niet zullen de wateren nog tot een vloed worden om alle vlees te verderven.
Elke levende ziel van alles vlees: een afwijking van het verbond zoals dat in vers 13 genoemd werd.

Vers 16: En de boog zal in de wolken zijn en ik zal hem zien om een eeuwig verbond te gedenken tussen God en elke levende ziel in alle vlees dat op de aarde is.
Ik zal hem zien: als met ‘Ik’ God bedoeld is, waarom wordt er dan in plaats van de uitdrukking ‘tussen God’ niet ‘tussen mij’ gebruikt? Logischer lijkt de opvatting dat de schrijver zichzelf met ‘ik’ aanduidt. Dan is dit vers een persoonlijke samenvatting van wat ik de vorige twee verzen geschreven is. Wat sterk tegen de duiding van ‘ik’ als schrijver pleit is dat nergens in de Tora de schrijver zich als ik-persoon aanduidt.

Vers 17: En God zei tot Noach: dit is het teken van het verbond dat ik opgericht heb tussen mij en alle vlees dat op de aarde is.
Alle vlees: hiervoor ging het over ‘de aarde’ en ‘elke levende ziel van alle vlees’.

#

Vers 18: En de zonen van Noach die uit de kist waren uitgegaan waren Sjeem, Cham en Jefet. En Cham, hij was de vader van Kenaän.
Cham de vader van Kenaän: de schrijver neemt hier een voorzet op het volgende gedeelte door één van de vier zonen van Cham al te noemen.
Waren de kleinkinderen van Noach ook al in de kist? De zoons van Noach waren 100 jaar oud toen de grote vloed begon volgens de tijdrekening van Genesis 5.

Vers 19: Deze drie waren de zonen van Noach. En uit dezen verspreidde men zich (over) heel de aarde.

Vers 20: En Noach begon een man van de grond te worden. En hij plantte een wijngaard.
Wijngaard: dit is het symbool voor onbekommerd geluk.

Vers 21: En hij dronk van de wijn. En hij werd dronken. En hij ontblootte zich midden in haar tent.
Haar tent: meestal wordt gelezen ‘zijn tent’. Bij het woord ‘tent’ komt vaker voor dat het vrouwelijk bezittelijk voornaamwoord gebruikt wordt. Of gedoeld wordt op het vrouwengedeelte van de tent is niet duidelijk.
Tent: een bedoeïenentent heeft verschillende afdelingen. Als vrouwen geen aparte tent hadden was er een apart vrouwengedeelte. Ook was er een gedeelte waar men gasten kon ontvangen.

Vers 22: En Cham de vader van Kenaän zag de naaktheid van zijn vader en hij vertelde het aan zijn twee broers buiten.
Naaktheid: met dit woord wordt vooral op schaamdelen geduid. In Leviticus 20:17 en Deuteronomium 23:1 staat dat de naaktheid van een bloedverwant niet ontbloot of gezien mag worden. Het motief hierachter heeft te maken met de mogelijkheid tot seksueel contact met de bloedverwant. Of dit laatste hier ook een rol speelt?
Cham: deze naam wordt in Tenach steeds in verband gebracht met Egypte.

Vers 23: * En Sjeem nam, en Jefet, het kleed. En ze legden het op de schouders van hen beiden. En zij gingen achterwaarts. En zij bedekten de naaktheid van hun vader. En hun aangezicht was achterwaarts gericht en zij hebben de naaktheid van hun vader niet gezien.
Kleed: ‘simla’. Dat werd als kledingstuk gedragen en ook als bedekking ’s nachts gebruikt.
Naaktheid bedekken: wat zwak, wat kwetsbaar is toedekken.

Vers 24: En Noach ontwaakte uit zijn roes en hem werd bekend wat zijn kleinste zoon hem gedaan had.
Klein: met dit woord wordt gewoonlijk de jongste aangeduid. Zo Jaäkov bijvoorbeeld en Racheel en Binjamin.

Vers 25: En hij zei: Vervloekt is Kenaän, knecht der knechten zal hij zijn voor zijn broeders.
Het is hier de enige keer dat we Noach iets horen zeggen.
Vervloekt is Kenaän: rabbi Jehoeda zegt: God heeft Noach met zijn zonen gezegend. Daarom kan Noach zijn zoon Cham niet vervloeken. Daarom wordt diens enige zoon vervloekt.

Vers 26: En hij zei: Gezegend zei de Eeuwige, de God van Sjeem. En moge Kenaän een knecht voor hen zijn.

Vers 27: Moge God Jefet ruimte geven en moge hij wonen in de tenten van Sjeem. En moge Kenaän een knecht voor hen zijn.
Ruimte geven: de naam Jefet is van dit woord afgeleid.

Vers 28: En Noach leefde na de vloed driehonderd jaar en vijftig jaar.
Abrabanel zegt: toen Noach stierf was Avraham 58 jaar oud.

Vers 29: En alle dagen van Noach werden negenhonderd jaar en vijftig jaar. En hij stierf.

*De zeven Noachitisch geboden (vers 7)
Op grond van dit eerste gedeelte van Genesis 9 hebben de rabbijnen de zogenaamde zeven Noachitische geboden opgesteld, waaraan de gehele mensheid zich zou moeten houden:
1- Instelling van rechtspraak
2- Verbod op Godslastering
3- Verbod op afgodendienst
4- Verbod op incest en andere seksuele contacten met familieleden
5- Verbod op het vergieten van bloed
6- Verbod op mensenroof
7- Verbod op het eten van vlees van een levend dier.
Al deze voorschriften worden gebaseerd op uitspraken in de Tora.

*Generaties (vers 12)
Het woord ‘dorot’, generaties, wordt normaal ‘plene’, dat is ‘volledig’ geschreven, met de twee klinkers ‘o’. Op deze plaats staat het ‘defectief’, dat is zonder klinkers geschreven. Dit kan betekenen dat het teken van het verbond er voor altijd zal zijn, ook als er in de latere generaties gebreken en tekortkomingen zijn.

*Kleed (vers 23)
Het normale woord voor kledingstuk is ‘bèged’ dat afgeleid is van een werkwoord ‘bagad’ dat ‘zich ‘anders voordoen’ betekent. Met een ‘bèged’ doet men zich anders voor dan men is, vermomt men zich. Op enkele plaatsen in Genesis staat het woord ‘simla’ dat ook ‘kledingstuk’ betekent. Dit woord is afgeleid van een werkwoord ‘samal’ dat eveneens ‘zich anders voordoen’ betekent. Meestal wordt geen onderscheid gemaakt in betekenis tussen deze woorden. Beiden worden gebruikt om een overkleed mee aan te duiden. Toch gebruikt de schrijver welbewust zo nu en dan ‘simla’ en op vele andere plaatsen ‘bèged’.
Het onderscheid tussen beide woorden moet men uit de context op zien te maken.
Bèged wordt gebruikt in verhalen waarin men zich anders voordoet dan men in werkelijkheid is, zoals
-Jaäkov die zijn vader bedriegt door Esau’s kleding aan te trekken (Genesis 27)
-Tamar die zich als hoer voordoet (Genesis 38)
-Joseef die van zijn slavenkleed ontdaan wordt om minnaar van de vrouw van Potifar te worden (Genesis 39)
-Reoeveen die zijn kleed scheurt als hij ontdekt dat Joseef niet meer in de put is, en daardoor te kennen geeft dat hij in rouw is over Joseef (Genesis 37:29)
-Joseef krijgt van Farao andere kleren om zijn verandering van functie aan te geven ( Genesis 41:42)
-Jaäkov vraagt aan God om kleding (Genesis 28:10)
-de knecht van Avraham geeft Rivka’s familie kleding. Hiermee geeft hij te kennen dat zij een bepaalde houding ten opzichte van hem moeten aannemen (Genesis 24:53).
Bij ‘béged’ gaat het dus om verandering van status.
Simla komt slechts zes maal voor in het boek Genesis. De eerste keer is het in het verhaal van de naakte Noach die door twee van zijn zoons met een ‘simla’ bedekt wordt. Blijkbaar gaat het aantrekken van een ‘simla’ om het bedekken van naaktheid en als men een ‘simla’ scheurt geeft men te kennen dat men als het ware naakt is. In Genesis 37:14 scheuren de broers van Joseef zijn ‘simla’ en in Genesis 41:14 trekt Joseef zijn ‘simla’ aan als hij voor Farao moet verschijnen. Joseef geeft in Genesis 45:22 op zijn beurt de broers een ‘simla’ als zij teruggaan naar vader Jaäkov en hem moeten vertellen dat Joseef nog leeft. In het verhaal van Noach bedekken Sjeem en Jefet de schaamte, dat is de schande, van hun vader, en zo hoort het.
Bij ‘simla’ gaat het dus over het bedekken van iets schaamtevols.

Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.