Joods-Christelijke Dialoog

Zondag 04 juni 2017
Zondag 20 mei 2018
Zondag 26 mei 2019
Zondag 31 mei 2020
Zondag 22 mei 2022
Zondag 28 mei 2023


door Theo Witkamp


Een paar weken geleden schreven we over Joh 14:1-14 en keken daarbij al verder in het hoofdstuk dan die verzen. Nu gaat het over het vervolg. (We kunnen dit gedeelte beter laten beginnen bij vs. 15 dan bij vs. 13, zoals in het rooster voorgesteld wordt.) Centraal staat het komen van de Geest, die in de plaats van de afwezige Jezus komt. Jezus bereidt zijn leerlingen hier voor op Pinksteren. De pericoop staat echter in een totaal andere toonsoort dan het Pinksterverhaal uit Handelingen. Allereerst kijkt het vanuit de vertelde situatie van afscheid nemen vooruit en beschrijft het geen gebeuren. Tegelijkertijd is het veel reflexiever dan het verhaal van Lukas. Dit is kenmerkend voor Johannes. Het gaat er allemaal zeer overdacht aan toe. Alles is didactisch gekleurd; het gaat erom dat de lezers gaan begrijpen wat er met hen aan de hand is. Inzicht is heil. Van extase horen we niet.

De Geest wordt in vs. 16 geïntroduceerd als ‘een andere helper (parakleet)’. Hiermee wordt, terugkijkend, Jezus zelf als eerste parakleet aangeduid. Maar waar Jezus niet voor altijd kan blijven, zal de tweede parakleet wel voor altijd bij de gemeente zijn. Hij is de plaatsvervanger van Jezus, die diens werk voortzet en ervoor zorgt dat het vruchtbaar wordt. Hij is de andere Jezus. Hij zal niet iets anders doen dan Jezus zelf, maar hetzelfde anders. Jezus’ terugkeer, waar vs. 18b over spreekt en dat op het eerste gezicht op zowel Pasen als op de parousie zou kunnen slaan, gaat in feite over zijn komst in de gestalte van de Geest-parakleet. Vs. 26 geeft daar nader invulling aan: de zal onderricht geven en alles in herinnering roepen wat Jezus gezegd en gedaan heeft. Het gaat hier om een zinontsluitende herinnering. De Geest zal een mystagoog zijn, die de betekenis van Jezus’ woorden en daden zal onthullen en de leerlingen inleiden in de waarheid ervan. (‘Alles’ in vs. 26 is ongetwijfeld niet in kwantitatieve, maar in kwalitatieve zin bedoeld.) Met andere woorden: de bron die Jezus is, zal niet opdrogen, omdat er levend water in te vinden is. Jezus wordt geen figuur van een ver verleden, want de beweging van liefde die van hem uitgegaan is, is onuitputtelijk. Daarmee zal God steeds opnieuw geopenbaard worden als God-die-liefde-is. Zo houden zijn leerlingen zich aan zijn geboden, die niets anders zeggen dan dat de waarheid te vinden is in liefde, waarbij men zichzelf inzet voor elkaar.

Er is één ding dat de Geest zal doen wat Jezus zelf nog niet kon: hij zal niet alleen bij, maar ook ín de leerlingen zijn (vs.17). Hij zal de innerlijke kracht zijn, die hen motiveert, moed geeft, inzicht biedt en hen tot een bron zal maken voor anderen (7:37-39). De intimiteit waar vs. 20 van spreekt (wederzijdse inwoning) kun je mystiek noemen, maar deze is niet mistig of minder praktisch, want het gaat om het dagelijks leven van Jezus’ leerlingen en om hun daden. Heel hun leven zal steeds in het teken staan van de presentie van de Geest in hen. Wanneer ze daarom blijven vragen, kunnen ze vervolgens ook op zichzelf vertrouwen, koersen op hun innerlijk verlangen en op hun liefde, want deze zijn alle uitingen van het verlangen van Gods Geest in hen.

Het is nu duidelijk dat de vertaling ‘pleitbezorger’ (NBV) voor de term ‘parakleet’ in vs. 16 en 26 niet zo gelukkig is. In een juridische context kan een parakleet inderdaad een pleitbezorger zijn (15:26), maar net zo goed ook aanklager (16:7-11). Daar gaat het hier echter niet om. De context is die van de verweesde gemeente, die vreest alleen en stuurloos achter te blijven wanneer Jezus verdwijnt (14:18). De term ‘parakleet’ betekent lexicografisch gezien gewoon ‘helper’, waarbij de context laat zien op wat voor manier hij helpt. Dat de parakleet de Geest van de waarheid of de heilige Geest is, moet steeds worden gezegd, want de term zelf zou dat niet suggereren. Mogelijk is in de johanneïsche gemeente de term ‘parakleet’ gezien als een goede samenvatting van het ‘blijven’ van Jezus waar het evangelie zo vaak over spreekt. In 14:16 is hij iets als een ‘trooster’, zoals de NBG 1951 vertaalde, zij het dat onder troosten wel meer verstaan moet worden dan bijstaan in verdriet. In 14:26 is zijn rol noch die van pleitbezorger, noch die van trooster, maar is hij uitlegger, exegeet. Kortom, de parakleet helpt op meerdere manieren. Hier doet hij dat door altijd bij en in hen te zijn en door als een leraar inzicht te geven. Net zoals Jezus brengt de Geest openbaring, onthult, daagt uit, ondersteunt, schept verwarring, schenkt liefde, legt uit en is potentieel -dat is nieuw- de innerlijke warme golfstroom in ieder mens apart.

Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.